Het is een waarheid als een koe voor moralisten dat wanneer mensen slechte dingen worden aangedaan, niet alleen de daders de schuld hebben, maar ook de omstanders – die ellendelingen die toekijken en niets doen.
Een schokkend voorbeeld van dergelijke ongevoeligheid en passiviteit werd gerapporteerd door The New York Times op 27 maart 1964. Volgens het rapport was twee weken eerder midden in de nacht een jonge vrouw vermoord in Kew Gardens, een wijk van Queens in New York City. Meer dan een half uur lang hadden 38 buren door hun ramen gegluurd terwijl de moordenaar haar stalkte en neerstak. Ondanks haar gehuil en geschreeuw kwam niemand haar te hulp. Niemand belde zelfs de politie.
Tien jaar later trok een amateurhistoricus genaamd Joseph DeMay naar de buurt en besloot te onderzoeken wat er die nacht werkelijk was gebeurd.
Hij constateerde dat er inderdaad 38 buren waren ondervraagd door de politie. Daar kwam het verdacht exacte aantal van 38 vandaan. Maar slechts twee van de 38 hadden de steekpartij gezien en slechts één van die twee kon redelijkerwijs worden beschuldigd van 'toekijken en niets doen'. Sommige van de 38 waren helemaal niet wakker geworden. Anderen hadden iets gehoord, keken naar buiten en zagen een vrouw over straat strompelen, maar gingen ervan uit dat ze dronken was. Er was een bar verderop in de straat en dronkaards waren geen ongewoon gezicht.
Twee bewoners eigenlijk HAD belde de politie. De politie was niet gekomen. DeMay kon niet achterhalen waarom niet. Een derde bewoner, de tweede van de twee ooggetuigen, had gewild dat de politie zou komen, maar was bang om de aandacht op zichzelf te vestigen omdat hij homoseksueel was (homoseksualiteit was toen nog illegaal). Hij waarschuwde echter de mensen naast de deur en een van hen rende naar buiten, vond het slachtoffer en kon haar troosten terwijl ze op sterven lag.
Het artikel in The New York Times veroorzaakte een storm van publiciteit. Tientallen bewoners werden geïnterviewd door journalisten, maar klaagden achteraf dat de pers hun woorden had verdraaid. Een journalist concludeerde dat het gepubliceerde verslag grotendeels onwaar was, maar hield deze kennis voor zichzelf uit angst zijn baan te verliezen.
De bedrijfsmedia schilderen gewone mensen systematisch af als slechter dan we in werkelijkheid zijn – als competitiever, agressiever, egoïstischer, minder bereid om samen te werken en anderen te helpen. Dat verklaart mede waarom de meesten van ons blijven denken dat socialisme onmogelijk is, omdat 'je de menselijke natuur tenslotte niet kunt veranderen'.
Bron: Rutger Bregman, De mensheid: een hoopvolle geschiedenis (Little, Brown & Co., 2021), Ch. 9 (De dood van Catherine Susan Genovese)