In zijn voorwoord bij de Indiase editie van Dyson Carter, Zonde en wetenschap (1950), professor Damodar Dharmananda Kosambi (1907-1966), wiskundige, historicus, filoloog en geneticus, schreef:
“Het staat elke profiteur vrij om het leven van zijn landgenoten te verkorten door hen de essentiële dingen van het leven te ontzeggen en hij doet dit als lid van een zeer gerespecteerde klasse. De politie beschermt hem en zijn aanwinsten tegen de slachtoffers. De wetenschapper negeert de gevolgen van hongersnood, smerig onderdak en gebrek aan opleiding voor degenen die de winst mogelijk hebben gemaakt, en haast zich om de kapitalist te helpen met technisch advies, medische hulp of zelfs gratis lof. Want wie anders dan de rijken kunnen goed betalen, wie behalve degenen die zware winsten hebben gemaakt, schenken onderzoek?
Wat religie betreft, die verkondigt alleen maar dat de onderdrukten in een ander leven hun recht zullen krijgen, of – nog geruststellender – dat ze zich in een vorige geboorte misdragen moeten hebben om nu zo te lijden. Dat wil zeggen, ze kunnen helemaal worden genegeerd of zelfs nog pijnlijker worden geperst. De hervormer probeert met de beste bedoelingen de vruchten van een revolutie te plukken zonder de revolutie zelf.”